Op 7 april 1968 overlijdt Jim Clark tijdens een Formule 2 race op het circuit van Hockenheim. Clark is dan al tweemaal Wereldkampioen gewor...
Op 7 april 1968 overlijdt Jim Clark tijdens een Formule 2 race op het circuit van Hockenheim. Clark is dan al tweemaal Wereldkampioen geworden. Hij wordt al tijdens zijn carrière vergeleken met de legendarische Juan Manuel Fangio en later met Ayrton Senna.
Uit het Nieuwsblad van het Noorden van 8 april 1968: Clark vond de dood toen zijn witte Lotus-Cosworth tijdens een formule II race op het circuit van Hockenheim van de weg vloog, enkele malen over de kop sloeg en als een dood stuk ijzer neerplofte in de bossen terzijde van de weg. Clark had juist een bocht genomen en de toeschouwers schatten zijn snelheid op 280 kilometer per uur, toen het ongeluk gebeurde. Bij de luidsprekermededeling: „Jim Clark, de tweevoudige wereldkampioen is dood", voer een rilling door de dichte rijen toeschouwers. Als één man kwamen de tachtigduizend overeind en bewezen staande de laatste eer aan één van de allergrootsten uit de race-sport. Zijn koene kunde aan het stuur maakte Clark wereldvermaard.
Het Nieuwsblad somt daarna een lijst op van Grand Prix coureurs die overleden tijdens een race. In die tijd rijden de coureurs niet enkel in de Formule 1. Clark overlijdt in de Formule II. In het overzicht van overleden Formule I coureurs komt Clark dan ook niet voor. Tussen 1948 en 1968 overlijden er 27 coureurs. En ondanks dat de Formule I steeds veiliger wordt, zijn er tussen 1968 en nu toch weer 21 coureurs bijgekomen.
Na de tweede wereldoorlog zijn 27 Grand Prix-coureurs bij ongelukken om net leven gekomen. De coureurs zijn: Lijst tussen 1948 en 1968:1948: Achille Varzi (Italië) en Christian Kautz (Zwitserland); 1949: Jean-Pierre Wimille (Frankrijk); 1950: Raymond Sommer (Frankrijk); 1952: Luigi Faggioli (Italië); 1953: Felice Bonetto (Italië); 1954: Onofre Marimon (Argentinië); 1955: Alberto Ascari (Italië), Bell Vukovic (VS), Pierre Levegh (Frankrijk) en Louis Rosier (Frankrijk); 1957: Eugenio Castellotti (Italië), Alfonso de Portago (Spanje); 1958: Luigi Musso (Italië), Peter Collins (GB), Stuart Lewis-Evans (GB); 1959: Jean Behra (Frankrijk); 1960: Chris Bristow (GB); 1961: Tony Bettenhausen (VS), Wolfgang von Trips (West- Duitsland); 1962: Denis Taylor (GB), Ricardo Rodriguez (Mexico); 1964: Carel Godin de Beaufort (Nederland), Eddie Sachs (VS); 1966: John Taylor (GB); 1967: Lorenzo Bandini (Italië); 1968: Jim Clark (GB).
Bron: Nieuwsblad van het Noorden
COMMENTS