Op 1 januari eten we koude overgebleven oliebollen, wordt de laatste champagne geleegd en kijken we schansspringen vanuit Garmisch-Partenkirchen. Daar deed nog wel eens een Nederlander aan mee. Gerrit-Jan Konijnenberg bijvoorbeeld
In 1988 interviewt de KRO Gids de Nederlandse skispringer. Konijnenberg neemt de lezer mee langs de belangrijkste punten van het schansspringen. Bang moet je niet zijn, blijkt wel. "Ik val 30 meter naar beneden, dat is toch zeker 8 verdiepingen, laten we zeggen een redelijke torenflat".
In 1988 is Konijnenberg erbij in Calgary. De KRO gids interviewt de Nederlander vlak voor de Olympische Spelen in Calgary. Een schansspringer, dat is weer eens wat anders dan al die schaatsers.
De Nederlander is echter slechts 'voorspringer' en daarom geen officieel deelnemer. En dat terwijl de Engelse clown Eddie 'the eagle' Edwards, die meer op goed geluk van de schans gaat dan op kunde, voor Groot Brittannie aan het hoofdtoernooi mag deelnemen.
Schansspringen is geen sport voor watjes. Je moet niet bang zijn voor hoogten en gek zijn op het spelletje. Konijnenberg was er gek op. Hij legt de lezer graag uit hoe dat is, dat schansspringen.
"Vliegen geeft een extreem goed gevoel. Als het goed gaat, heb je alleen maar zin in meer". In Joegoslavie kon ik onlangs na een training niet meer stoppen. Ik moest steeds weer naar boven. Mijn trainer zag het hoofdschuddend aan. Als je de schans beheerst en er zijn geen 30.000 toeschouwers, ga je volkomen ontspannen door de lucht. Dat is genieten".
Ik val 30 meter naar beneden, dat is toch zeker 8 verdiepingen, laten we zeggen een redelijke torenflat
Kritische punt
In 1988 springt Konijnenberg rond de 70 meter. De grote jongens gaan vele malen verder. De landing is het meest moeilijke onderdeel van het springen zegt de Nederlander.
"Goede springers maken relatief weinig snelheid, anders komen ze over het kritische punt waar de piste vlak wordt. De snelheid bij een wedstrijd is afgestemd op de beste springer. Die mag niet over het kritische punt heenkomen, want dan gaat het fout. In 1987 gebeurde dat in Garmisch. De minst goede springer sprong over het kritische punt. De wedstrijdleiding nam meteen maatregelen".
Steile helling
De helling waar de springers vanaf komen, lijkt behoorlijk stijl en dan is tie ook. "Waar je loskomt de helling meestal zo'n 37%. Dat is behoorlijk steil. Geleidelijk wordt het vlakker. Met de snelheid die ik dan heb haal ik de 70 meter. Ik ben dan wel 30 meter verticaal naar beneden gekomen. Dat is zeker acht verdiepingen, laten we zeggen een redelijke torenflat. Met zo'n 90 kilometer per uur land je vervolgens weer veilig op de grond".
Windrichting
Handen zijn de belangrijkste instrumenten van een schansspringer. De windrichting speelt een belangrijke rol. "Door de opwaartse wind krijg je meer draagvermogen. Dat is het probleem van Calgary, daar waait de wind meestal uit de verkeerde hoek. Rugwind is heel gevaarlijk. Kijk, je hebt tijdens een spring een schijnbare tegenwind door de snelheid. Die drukt je ski's omhoog. Bij rugwind vermindert die tegendruk. Dan val je onherroepelijk".
"Nee het is natuurlijk geen natuurlijke houding. Je moet je hoofd naar voren ergens vanaf duiken. Dat is tegennatuurlijk. Daaraan zie je ook of een aankomende springer talent heeft. Als hij omhoog komt, is hij bang. Blijft ie tot het eind van de afsprong zitten, dan heeft ie het."
"Het springen geeft je een gevoel alsof je in een zwembad van een tien meter hoge duikplank springt, maar het duurt drie tot vier keer zo lang voordat je neerkomt. Vlinders in je buik, maar dan anders".
Bron: KRO gids
COMMENTS